Enschedese Joden trots op mooiste sjoel van West-Europa

hoofdstuk 37

Het was een doorbraak, die zich op 13 december 1928 afspeelde tijdens de officiële opening van de nieuwe Joodse synagoge aan de Prinsestraat, naast de Prinseschool. Jan van Heek en zijn jongere broer Gerrit Jan woonden deze voor de ongeveer duizend Joden in de stad zo belangrijke gebeurtenis bij. Hun aanwezigheid was tekenend voor de veranderende verhoudingen tussen de twee elites in de stad, protestanten en Joden, die vele jaren, vele decennia al in vrijwel gesloten circuits naast elkaar leefden. Het modehuis van Trautmann Menko aan de Haverstraat 30, later de Oude Markt, dat de vrouwen van de textielelite in de stad kleedde, kon zonder kans op ontdekking twee dezelfde chique robes verkopen, één aan een protestantse dame, de andere aan een Joodse dame, ze zouden elkaar toch nooit ontmoeten op een feestje, een concert of een toneeluitvoering. Ze kwamen elkaar soms op straat tegen, wandelend door de binnenstad, zelfs een nederige groet kon er vaak niet af. 

In de pauze van de voorstellingen in de grote zaal van de Sociëteit dronken Joodse bezoekers hun koffie in de koffiekamer, de leden van de Sociëteit namen hun vrouwen mee naar een sociëteitszaaltje. Protestantse ouders van kinderen die hockey speelden bij Prinses Wilhelmina, PW kortweg, maakten er bezwaar tegen dat enige meisjes van de Joodse familie Menko lid werden. Dat een jongen van Menko tijdens de dansles bij voorkeur protestantse elitemeisjes ten dans vroeg, werd in protestantse kringen uitgelegd als ‘hij dringt zich helemaal aan ons op’.1

Verder lezen?


Bronnen

38 / Sigmund Menko, uitgesproken leider van Joodse gemeenschap

Naar begin Geschiedenis