Stad ‘ontzettend verfraait um ’n oalden stadstorent’

hoofdstuk 15

Echt in het midden van de stad, op de plek waar Enschede ooit begon, staat de Grote Kerk, rondom – um ’n oalen stadstorent – huizen, winkels, restaurants, het Van Heekshuis, Concordia, de Sint Jacobus Kerk. Op 7 mei 1862 verwoestte de stadsbrand dit hart van de stad. Om kwart over drie ’s middags denderden de zware bronzen klokken van de Grote Kerk naar beneden. Delen van het Stadsarchief en het bevolkingsregister, opgeborgen in de veilig gewaande toren van de Grote Kerk en in de kerk van de doopsgezinden, zwijgende getuigen van het verleden van de stad, waren verbrand.1 Dominee Johannes Marinus Vorstman van de Grote Kerk was op 1 september 1861 bevestigd als opvolger van de door de orthodoxen te vrijzinnig bevonden predikant Wessel Scheffer, die naar Leiden was vertrokken, waar het kerkelijk klimaat beter aanvoelde.2 Hij woonde met zijn echtgenote Wilhelmina van Oordt en hun nauwelijks een half jaar oude zoontje Johannes Christianus, nog maar acht maanden in de pastorie aan de Stroomarkt, net buiten de Veldpoort.3 ‘De electrische tram rijdt nu over de plek, waar mijn huis eens stond’, schreef de dominee een halve eeuw na de stadsbrand. 

Verder lezen?


Bronnen

16 / ‘Geef mij maar wat te bikken! Wat heb ik aan een koning?’

Naar begin Geschiedenis