hoofdstuk 14
Lambertus Johannes Bruna heeft enkele indrukwekkende, met somberheid overgoten schilderijen gemaakt van de ruïnes die achterbleven nadat tomeloze, door de wind aangejaagde vlammen Enschede verwoestten, op 7 mei 1862. Tientallen staketsels, restanten van gevels van kerken en stadsvilla’s van fabrikanten, illustreerden de dag na de brand de onvoorstelbare, onmetelijke ellende in Enschede, rokende ruïnes die Bruna in sombere bruintinten onder een grijsgrauwe hemel penseelde. Hier en daar schemert er een toefje blauw doorheen, als een belofte van hoop en moed, voor een nieuw leven in Enschede. Bruna, een lokale beroemdheid, in 1841 als negentienjarige gelauwerd met een medaille van koning Willem II, was in 1846 vanuit Deventer naar Enschede gekomen, waar hij ‘teekenmeester’ was, eerst van de Particuliere Teekenschool en later aan de Bouwkundige Teekenschool ten Behoeve van de Arbeidende Klasse. Niet alleen armenkinderen, maar ook telgen uit textielfamilies kregen les van hem, zoals Jan Herman van Heek en zijn zusters Gus en Bertha die hij de beginselen van tekenen en schilderen bijbracht. Bruna woonde een tijdlang in het huisje Den Tempel, dat vóór het huis van Gerrit Jan van Heek aan de Markt stond, waar eerst mejuffrouw Van Eeden een breischooltje had. Het huis van Bruna ging bij de stadsbrand verloren.1