hoofdstuk 33
Op 22 juli 1933 kondigde het Algemeen Handelsblad onder een ferme kop aan: ‘In Twente dreigt gevaar.’ De krant riep op tot steun: ‘Twente is er van doordrongen, het gewest staat pal, maar het heeft den moreelen steun noodig van het gehele land. […] Nederland waakt!’ Eén van de mooiste plekjes in ons land, ‘een hoekje met een kostelijken flora en fauna’, moest worden opgeofferd, want de Buurserbeek zou worden gekanaliseerd en genormaliseerd. De beek, weliswaar stromend door het Buurser Zand, Haaksbergens grondgebied, was voor ingezetenen van Enschede een geliefd plekje voor verpozing, een wandeling of fietstocht. Maar de beek kon al het water niet meer verwerken en aanliggende gebieden zouden kunnen overstromen, vond de provincie Overijssel.1 Grondeigenaren en natuurbeschermers kwamen in het geweer. Heemschut, een vereniging die streefde naar bescherming van cultuurmonumenten, presenteerde een volle pagina, die begon met de boze vraag: ‘Met welk recht schendt de Overheid het natuurschoon?’2 De plannen betekenden ‘de vernietiging en het verlies van één van de belangrijkste recreatieterreinen voor de industriebevolking van Enschede, Lonneker, Hengelo en andere Twentse dorpen en steden’.3 Alle acties leidden slechts tot uitstel van de kanalisatie, de Buurserbeek werd in 1937-1938 een groot werkverschaffingsproject. De beek werd verbreed, vele bochten verdwenen, de beek was in een soort kanaal veranderd.4 Volgens Ko van Deinse was het ‘een misdaad tegen ’t beste bezit van ons volk’. Maar alle pleidooien om de Buurserbeek niet te kanaliseren, hadden niet geholpen.
34 / Edo Bergsma en Albert Plesman samen op de bres voor luchthaven